Zelfevaluatie palliatieve zorg

Doel:

Het doel van de zelfevaluatie is bewustwording in de zorgorganisatie en het netwerk te stimuleren, inzicht te geven waar men staat ten aanzien van aanbod en organisatie van de palliatieve zorg, en gerichte verbetering en het van elkaar leren mogelijk te maken.

Inhoud:

De zelfevaluatie is een vragenlijst gebaseerd op het Kwaliteitskader palliatieve zorg en helpt de organisatie bij het inzichtelijk maken waar de organisatie als geheel, als afdeling of samenwerkingsverband staat ten opzichte van de waarden, wensen en behoeften van de patiënt en naasten.

Doelgroep:

De zelfevaluatie palliatieve zorg is ontwikkeld voor zorgorganisaties die samenwerken binnen een netwerk palliatieve zorg.

Eigenaar:

PZNL

Beschikbaar via:

Handreiking Zelfevaluatie

Meer informatie over de zelfevaluatie is te vinden op Palliaweb.

Tips:

  • Kijk bij ieder domein van de Zelfevaluatie naar specifieke werkwijzen in de palliatieve zorg. Veel standaarden voor het bieden van goede zorg zijn aanwezig in de reguliere zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Tijdens het invullen van de Zelfevaluatie is het belangrijk om gezamenlijk te evalueren of deze standaarden ook in de palliatieve zorg worden toegepast, en op welke wijze hiervoor (extra) aandacht nodig is voor cliënten in de palliatieve fase en naasten. Onder andere:
    • Reflecteer niet alleen op gezamenlijke besluitvorming in reguliere overleggen, zoals de structurele MDOs, maar bekijk of professionals de frequentie en inhoud van het overleg aanpassen aan wat nodig is voor de cliënt in de palliatieve fase. Bespreek wie betrokken is bij beslissingen rond het levenseinde, wat belangrijk is voor de kwaliteit van leven en sterven, en hoe het proces van besluitvorming is vastgelegd.
    • Het domein symptoomlast op vier dimensies gaat in op fysieke, psychologische, sociale en spirituele zorg in de palliatieve fase. In de gehandicaptenzorg zijn er diverse professionals die op deze dimensies ondersteuning kunnen bieden. Ga na of er in de palliatieve fase aanvullende ondersteuning nodig is, en welke mogelijkheden hiervoor zijn binnen de organisatie. Voorbeelden hiervan zijn:
      • Fysieke dimensie: Welke hulpmiddelen worden ingezet om pijn of palliatieve symptomen te herkennen bij mensen met een verstandelijke beperking in de palliatieve fase? Wie is hierbij betrokken?
      • Psychologische dimensie: Welke ondersteuning is mogelijk bij angst, onrust of depressieve klachten van cliënten in de palliatieve fase en hun naasten?
      • Sociale dimensie: Hoe wordt er met cliënten en naasten gesproken over belangrijke personen om te betrekken in de zorg? Is er aandacht voor medebewoners?
      • Spirituele dimensie: Is er met cliënten en naasten gesproken over dood en doodgaan?
        Wat zijn belangrijke rituelen of hulpmiddelen die daarbij kunnen helpen?
    • In de gehandicaptenzorg heeft iedere cliënt een persoonlijk begeleider. Reflecteer bij coördinatie en continuïteit op de rol van de persoonlijk begeleider in de palliatieve fase. Onder andere: Is de persoonlijk begeleider vanzelfsprekend de juiste persoon om ook
      de palliatieve zorg te coördineren? Hoe verloopt de samenwerking tussen begeleiders en professionals van de medische dienst?
    • Ga bij het domein individueel zorgplan niet alleen na óf er een zorg- of leefplan is voor iedere cliënt, maar ook of er in het plan aandacht is voor palliatieve zorg. Bijvoorbeeld of doelen, wensen en behoeften voor toekomstige zorg (proactieve zorgplanning) zijn gedocumenteerd.

Overige tips:

  • Het verschilt per organisatie wie toegang heeft tot dossiers van overleden cliënten. Voor het gebruik van dossiers voor de Zelfevaluatie is geen toestemming nodig van de wettelijk vertegenwoordiger omdat er in de Zelfevaluatie geen tot individuen te herleiden gegevens worden genoteerd.
  • Mogelijk zijn er onvoldoende dossiers van niet-acuut overleden cliënten beschikbaar, bijvoorbeeld omdat dossiers niet (meer) toegankelijk zijn of omdat er te weinig cliënten overleden zijn in de organisatie. Een alternatief is het inzien van dossiers van cliënten die momenteel palliatieve zorg ontvangen.
  • Het is waardevol om met diverse betrokkenen  (zorgverleners, cliënten, naasten of vertegenwoordigers) in gesprek te gaan tijdens het uitvoeren van de Zelfevaluatie. Neem bijvoorbeeld in één à twee interactieve sessies samen de domeinen van de Zelfevaluatie door en bespreek elkaars ervaringen met palliatieve zorg.

Ervaringen:

  • “Die Zelfevaluaties, die hebben geholpen. Die Zelfevaluaties hebben zo’n bewustwording gegeven.”
  • “De Zelfevaluatie … geeft goed aan wat er binnen je organisatie ontbreekt en waar je gewoon op in kunt steken.”
  • “Die zelfevaluatie om te kijken waar zit het gat, want wij zaten natuurlijk ook al heel lang met ons hoofd in die palliatieve zorg en eigenlijk waren we een beetje vastgelopen want we wilden wel meer en verder… En als je dan een Zelfevaluatie doet, dan kun je dat ook veel breder gaan dragen want dan zie je echt waar zitten de pijnpunten.”
  • “We misten eigenlijk nog de basisinformatie in de organisatie van, wat is palliatieve zorg? Wat houdt het in? Wanneer?… Dat kwam echt uit een Zelfevaluatie. We gebruiken de term vaak verkeerd… We markeren niet goed genoeg.”
  • “Bij de Zelfevaluatie was het echt heel duidelijk, van: hebben jullie het er wel eens over? Of, wat doet het met jullie zelf? Want dat is ontzettend belangrijk, dat je weet: hoe sta je er zelf in en wat doet het met je. ‘Nee, want we moeten door’.“